Ribeauvillé - Aubure
dinsdag 23 mei 2017
1140 km
Afstand (km) 12 km
Afstand (tijd) 7 uur
Stijging / Daling 0m / 0m
Verhard / Onverhard 20% / 80%
Landschap
Weer 29° 2 Bft

Na 2 nachtjes op de camping in Ribeauvillé moeten we al weer verhuizen. De volgende dagen zijn er geen campings en beperkt openbaar vervoer, en dus zetten we de auto neer op het einpunt van deze week: Thann. En dat is een behoorlijk stukje rijden over de snelweg langs Colmar en Mulhouse om de Vogezen heen en dan over de drukke N66 weer de Vogezen in. Bij het binnenrijden van Vieux-Than staat het behoorlijk vast en aangezien we nog maar zo'n 20 minuten hebben voordat onze trein gaat knijpen we 'em een beetje. Dus dan maar achterom het dorp en terugsteken naar het station, wat we dan spontaan voorbij rijden. Dus weer keren en hopen op een parkeerplek dicht bij het station anders wordt het rennen voor de trein. Maar tot ons geluk is er nog één parkeerplaats op het stationspleintje zelf, dus die is voor ons! Even bij elkaar gooien wat we nodig hebben en een kaartje kopen. Dat kost nog wat discussie met de dame achter het loket, maar dan staan we ook op het perron en bijna meteen komt de trein (oh nee, het is een TramTrein) er aan.
Het is een paar haltes naar Mulhouse Dornach waar we ruim 20 minuten moeten wachten voor de stoptrein naar Colmar. En op station Colmar moeten we dan weer overstappen op de bus naar Ribeauvillé, die we dus niet kunnen vinden. We hebben maar 8 minuten en er zijn busplatforms links, rechts en voor het station, maar waar bus 109 stopt mag het zeggen. Uiteindelijk vinden we ergens in een hoekje in de stationshal een plattegrond van de busplatforms en dus ook waar bus 109 stopt. Die vertrekt over 2 minuten, dus even een sprintje. Maar op het platform staat geen bus 109 te ronken, maar bus 106 naar St.Hippolyte. Dat is niet gepland, maar ook deze bus komt langs Ribeauvillé dus, hup, de bus in.
Nadat we 3x alle dorpen doorgereden zijn staan we dan eindelijk om kwart voor één in Ribeauvillé en moeten we nu echt eerst lunch hebben. We lopen het stadje door, maar het is lunchtijd dus alles is vol of gesloten. Uiteindelijk helemaal aan het einde van het centrum passeren we een bakker die ook guiche lorraine verkoopt en we besluiten daar te gaan zitten. Lekker rustig en prima guiche. Zo, nu kunnen we aan de wandel. Het is ondertussen half twee, zo laat zijn we nog nooit vetrokken.

En vanuit het stadje gaat het meteen omhoog. Dat wisten we wel, maar het valt toch tegen. En het blijft maar omhoog gaan. Op Col de Seelacker zijn we aan een rustpauze toe, maar het enige bankje daar wordt warmgehouden door een drietal Fransen die geen aanstalten maken om weg te gaan en dus lopen we nog maar even door.
Smalle paden, brede paden, maar allemaal omhoog. De lunch is ook wel uitegewerkt en de magen beginnen te knorren. Maar we zijn bijna boven bij de Koenigsstuhl, toch? Dat valt dus nog tegen en de laatste paar honderd meter slaat de hongerklop toe en kruipen we over het pad. Maar ok, we komen er. En eigenlijk zijn we een beetje teleurgesteld. Het bos is mooi, de rots is ook wel mooi, maar we hadden een beetje gehoopt op een spectaculair uitzicht of zo. En we staan gewoon bij een bemoste rots onder de bomen. Tja.

Nu nog naar beneden. Lupita zet de wandelturbo er op en in 40 minuten lopen we de resterende 3 km naar Aubure alwaar we naast de kerk een kamer hebben geboekt in Les Sorbiers. De eigenaar verwelkomt ons hartelijk en we blijken de enige gasten. Het kost wat moeite om naar de tweede verdieping te komen waar onze kamer is, maar een warme douche en een hele fijne maaltijd maken een hoop goed.



Klik voor grotere kaart